Leven na… suïcide van een dierbare. Ida Bontius: ‘Onderzoek naar suïcide is Hoofdzaak’
Ida Bontius verloor haar dochter aan suïcide. Na een diep dal sloot ze zich aan bij de Ivonne van de Ven Stichting, waarvan ze nu bestuurslid is. De stichting zet zich in voor betere suïcidepreventie. In dit blog dat Ida voor Hoofdzaken schreef, pleit ze ervoor dat er meer onderzoek wordt gedaan naar suïcide.
In 2021 overleden in Nederland 1859 mensen aan suïcide. Daarnaast komen jaarlijks zo’n 40.00 suïcidepogers in het ziekenhuis terecht. Er gaat veel psychisch lijden schuil achter deze cijfers. Elke suïcide is er één te veel. We tasten nog vaak in het duister over de achtergronden en de aanpak van suïcidaliteit. Er is veel meer onderzoek nodig.
Er is bovendien veel leed bij nabestaanden (naar schatting zo’n achttien bij elke suïcide). Dat weet ik uit eigen ervaring omdat mijn 21-jarige dochter in 2004 overleed aan suïcide. Ze was een getalenteerde en kansrijke jonge vrouw. Een effectieve behandeling voor haar depressie en suïcidaliteit bleek niet beschikbaar. Ook nu, zoveel jaren later, vragen zorgprofessionals zich nog vaak af welke aanpak ze het best in kunnen zetten.
Wetenschappelijke kennis verder ontwikkelen
Kun je zoiets complex als suïcide wel wetenschappelijk benaderen? Nederland heeft een traditie op het gebied van onderzoek naar suïcidepreventie. Er is een landelijk onderzoeksprogramma van ZonMw. De (financiële) ruimte om echt fundamenteel naar deze levensbedreigende aandoening te kijken, is echter te beperkt.
Waar wetenschappelijke kennis ontbreekt, vult het alledaagse denken de lacune. Kijk maar naar de geschiedenis. De ontdekkers van de oorzaken van kraamkoorts bijvoorbeeld, werden aanvankelijk weggehoond omdat de common sense meende al een verklaring te hebben.
Ook over suïcidaliteit zijn er nog steeds hardnekkige mythes zoals: het is een eigen keus die je moet respecteren. Dat kreeg ik ook te horen toen mijn dochter overleed. Kanker, hartziektes, depressiviteit etc. zien we helemaal niet als een eigen keuze. Bij suïcidaliteit is de nadruk op de eigen keuze meestal net zo goed niet op zijn plaats. Door wel zo te kijken lopen we het risico mensen die aan suïcidaliteit lijden, hun naasten en hun hulpverleners ernstig te kort te doen.
Recente wetenschappelijke inzichten zeggen: bij suïcidaliteit spelen zowel factoren binnen een persoon als factoren vanuit de maatschappij een rol, die tezamen een complex netwerk vormen. In welke mate versterken of verzwakken dergelijke factoren elkaar? Wat zijn cruciale risico’s die iemand het suïcidale pad op jagen?
Wat weten we eigenlijk?
Wat weet je bijvoorbeeld als iemand geconfronteerd wordt met ernstige sociale problemen, zoals ontslag en tegelijkertijd het gevoel heeft de eigen problemen niet op te kunnen lossen? Bekend is dat zo iemand een depressie kan ontwikkelen en in een suïcidaal proces terecht kan komen. Je weet echter niet wat de onderliggende psychologische dynamiek of hersenactiviteiten zijn die het probleemoplossende vermogen blokkeren.
Of: wat weet je bijvoorbeeld als iemand met een aandoening in het autistische spectrum gepest wordt op het werk en tegelijkertijd het gevoel heeft anderen alleen maar tot last te zijn? Dit laatste is een bekende trigger van suïcidaal gedrag. Maar je weet dan nog helemaal niet hoe je als hulpverlener het best te werk kunt gaan: liefdevolle naasten inschakelen, rustgevende medicatie voorschrijven of hulp bieden bij het zoeken naar ander werk?
Nog een voorbeeld: wat weet je bijvoorbeeld als iemand na een onbeantwoorde liefde zwaar depressief is, het gevoel heeft klem te zitten en rondtolt in gepieker? Bekend is dat er een kantelpunt kan ontstaan naar een impulsieve suïcidale actie. Maar je weet niet hoe de natuurlijke overlevingsdrang, die ieder mens in zich heeft, het zo af kan laten weten.
Als het om suïcidaliteit gaat, zijn er nog veel kwesties onbeantwoord die om multidisciplinair onderzoek vragen. Ik heb mijn hoop gevestigd op de vooruitgang van de wetenschap zodat anderen niet hun dierbare hoeven te verliezen aan deze vreselijke aandoening.